Het leven in Saint-Aulaye, gelegen in de westelijke Dordogne, meer specifiek de Perigord Vert en aan het riviertje de Dronne, is zo rustig dat het voor de gemiddelde toerist absoluut niet leuk is om er heen te gaan. Er is in dit dorp zo weinig te doen dat je niets anders kunt doen dan niets. De dagen rijgen zich aaneen met vraagstukken als: wat of waar te eten en wat daar dan weer bij te drinken.
Volgens het welkomstbord op de camping, bevindt Saint-Aulaye zich in een regio waar in de zomer evenveel zonuren zijn als op het veel zuidelijker gelegen zuiden van het eiland Corsica.Ik heb anderen al eens verteld hoe leuk Saint-Aulaye is, met als gevolg dat ik hen op de regionale marchés moest zien te ontwijken, omdat ze op enkele kilometers van dit zonovergoten dorp zo nodig een tweede huis voor zichzelf moesten aanschaffen. Nooit meer een kop koffie in café du Palais in Ribérac omdat zij daar ook zo nodig heen moesten. Goed opletten of hun auto bij de Intermarché stond of bij ELeclerc. Of zaten ze ook te eten bij Ali en Monique in het plaatselijke Café de France? Nee, leuk was het niet! Het zwemwater van de Dronne was zo koud dat je, nadat je er tien minuten in had rondgezwommen, niet eens meer zeker wist of je een volwassen vent was: zo koud dus! HE-LE-MAAL niet leuk!
Ik schrijf deze column vanaf het heerlijke terras van de Bar/Snack de la Plage met uitzicht op het kunstmatig aangelegd zandstrand waarop veel Fransen, enkele roodverbrande (natuurlijk) Engelsen en een familie uit onze trotse provincie Friesland. Wat anders dan herkomst uit die provincie zal de reden geweest zijn om een veel te grote zwembroek, die uit de Friesche Vlag geknipt leek, als uithangbord voor die melkfabriek neer leggen? En dan ook nog eens naast een lege kop koffie? SLUIKRECLAME! Maar goed, dit kleine Saint-Aulaye dus, probeert zich op de wereldkaart te zetten met een “Musée du Vin du Pineau et du Cognac du XVIII ème siècle” waarin een “Exposition Artistique”. En hoewel gelegen in het uiterste zuidoosten van de officiële AC Cognac, mogen ze hier samen met nog vier gemeenten in de Dordogne, (Puymangou, Chenaud, Parcoul en St Michel-Léparon) wijn verbouwen om er vervolgens Cognac uit te distilleren. En er mag dus ook Pineau des Charentes gemaakt worden.
De productie voor gewone wijn, want dat doen ze hier overigens ook, vindt plaats binnen twee Vin de Pays gebieden: Vin de Pays du Périgord en de Vin du Pays Charentais. Dat hangt er van af aan welke kant van de Dronne de gaarden liggen.
Twee keer per zomer neemt het Syndicat d’Initiative het initiatief tot een rondwandeling door het, oorspronkelijk rond 1288 als Franse Vesting gebouwde, dorp waarin een kerk uit de 13e eeuw en een brug uit de 11e eeuw, met aansluitend een bezoek aan een wijngaard en bovengenoemd museum. Daar zouden we volgens de aankondiging gaan genieten van een dégustation van Pineau en Cognac (en ook nog een surprise) begeleid door de lokale wijnmaker. Vanwege mijn nieuwsgierigheid naar onderwerpen waar alcohol in zit schreef ik mij reeds op de ochtend van de dag er vòòr in. Prijs van het totale programma: € 1,–.
Hoewel ik in Saint-Aulaye al vele jaren meestal één week van de vakantie doorbreng, heb ik “le Musée” alleen nog maar van buiten gezien dus werd het tijd voor het intérieur! Het museum kon ontstaan dankzij het feit dat de familie Bourrut-Lacouture, jaren-, wellicht eeuwenlang, verantwoordelijk voor de distillatie van de wijnen van Saint-Aulaye tot Cognac, hun complete bedrijf schonken aan de gemeente en dus aan het museum. Leuke bijkomstigheid is dat we jarenlang kampeerden op de Camping à la Ferme van Jean-Paul.
In een grijs verleden en bij een gezamenlijke maaltijd op zijn Camping à la Ferme wilde Jean-Paul nog wel eens naar zijn cave (hoewel dat het woord niet waard is) lopen om daar een bouteille uit eigen productie op te scharrelen. De Cognac was duidelijk van hoge leeftijd, de neus was rijk van het zoet van vaten van eikenbomen uit de streek rond Limoges, mooie tannines in de geur en beloofde nogal wat, maar de smaak had nog steeds de schrale hardheid in zich van de jonge eau de vie die het ooit was. Die hardheid had het prachtige hout niet weg kunnen krijgen! Maar, dan begrijp je pas het woord digestief. Het brandt een gat in de gehele maaginhoud en zorgt daarmee voor een goede spijsvertering.
In de wijngaarden leerden we dat, in tegenstelling tot de Grand Cru wijngaarden van het nabijgelegen Bordeaux waar een opbrengst van 50 – 55 hl. per ha. verplicht is, de wijngaarden voor de productie van Cognac met gemak 150 – 200 hl. per ha. leveren. Het gaat in dit geval juist niet om een hoog suikergehalte maar om een hoge zuurgraad en een arme schrale wijn. De zuurgraad gaat de 6% te boven. De druivenstokken zijn hier ook nog eens ruim twee meter hoog. In bijvoorbeeld Bordeaux en Champagne is dat hooguit 1½ meter. De druiven in de Cognacstreek moeten door de bladeren beschermd worden tegen de zon om een al te hoge suikeropbrengst te voorkomen. De gebruikte druivensoorten die voor de productie van Cognac gebruikt mogen worden zijn:
- Ugni Blanc
- Colombard
- Montils
- Sémillon
- Folle Blanche
Colombard druiven in één van de gaarden van Roussea
In het museum hoorden we dat de distillatie van de lokaal ontstane wijn nu plaatsvindt op een andere locatie, maar nog wel volgens het traditionele proces. Ergens in de Charentes dus, anders mag het geen Cognac genoemd worden, waar de nog troebele wijn van 8 -8½ % alcohol in tankwagens naar toe wordt gebracht en in ieder geval vòòr 31 maart van het jaar volgend op de oogst, per wijngaard, per druivensoort en per producent wordt gedistilleerd en opgeslagen. Een keldermeester bepaalt vervolgens wat de kwaliteit en de waarde van het distillaat is. Dit wordt vervolgens grotendeels aangeboden aan een groot of wat kleiner Cognachuis die zorgt voor verdere rijping, vermengen en het op de markt brengen. De naam van de wijnboer wordt nooit meer genoemd, net als de streek van oorsprong. Cognac is nooit een product van één jaar maar altijd een combinatie van meerdere jaren. Een kleine hoeveelheid oude Bois Ordinaire zou door de kleur en de houtinvloeden zodoende een hoge leeftijd van de uiteindelijke blend voor de Cognac kunnen suggereren.
Er is in Saint-Aulaye geen producent meer die nu nog Cognac van de eigen wijngaard ter verkoop aanbiedt, omdat alles dus vermengd wordt met Cognac uit andere delen van de streek. De heer Rousseau die ons langs zijn wijngaarden begeleidde vond het wel goed zo.
Terwijl we vanuit de wijngaard doorwandelden naar het museum raakte ik aan de praat met de wijnmaker en kreeg ik de uitnodiging én het voorrecht om de volgende dag op het “Domaine” en bij hoge uitzondering, een aantal privémonsters te komen proeven. Ik kreeg ook meteen de mededeling dat er niets te koop was. Die vraag zag hij zeker aan mijn ogen! De surprise bij de rondgang is mij helemaal ontgaan, maar dankzij monsieur Rousseau kreeg ik een surprise sur prise!
Het is jammer dat Cognachuizen met een groot PR-bureau/budget achter zich uiteindelijk bepalen wat er in de wereld aan Cognac wordt geschonken en gedronken. Het bedrijf, dat dezelfde voornaam draagt als het jongetje uit het boek van Hector Malot, heeft geen enkele moeite met het op de markt brengen van een 3*** Cognac van ergens tussen de 2 of 3 jaar oud. Liefst nog drinken met een scheut Schweppes tonic of Schweppes bitter lemon! Of waarom zou je het niet serveren op een temperatuur van 18 graden Celsius onder NUL? Hun PR heeft voor het merk ook nog een mooie extra naam van herkomst bedacht: Fine Champagne Cognac. Niets Fine! De 15 jaar oude Cognac van monsieur Rousseau die hij zelf een VS vond, had meer ballen, kracht, complexiteit en volume dan alles wat ik van de hoofdrolspeler uit “Alleen op de wereld” heb mogen proeven. Dat is FINE! Zijn XO van ruim 40 jaar oud was tongstrelend, nog rijker en voller van kracht. En dat voor een Bois Ordinaire: de laagste Cru uit alles wat de Cognac-streek voortbrengt.Hij had nog Cognac die zijn grootvader nog zelf had gedestilleerd, ik durfde het niet te vragen!
Al-Pineaupetje af voor monsieur Rousseau. Jammer dat hij, uit economisch oogpunt, zijn product direct aanbiedt aan één van de grote destillerende jongens. Maar goed, als die grote jongens er niet zouden zijn, zou Cognac dan nog verkocht worden? En zouden de toeristen dan nog steeds naar deze streek komen?
Toen ik twee dagen later op het terras van bar/snack de la Plage genoot van een salade de gésiers zag ik hem met wat vrienden aan komen lopen. Hij groette me hartelijk en vroeg of het smaakte. “Daar hoor je geen rode wijn bij te drinken, maar een rijpe rode Pineau!”. Enkele minuten later bracht Amélie mij een glas met de complimenten van Monsieur Rousseau, “pour accompagner votre salade de gésiers monsieur!”
Inderdaad, dat smaakte! Respect voor zijn product en “merci beaucoup pour l’invitation!”.